| Gezinsblad |
|
mog. Cornelis Marinus van der Straaten, geb. 1757 te mog. district Commewijne (Suriname), ovl. te (...)
met: mog. Jacoba van Nieman, geb. te (...), ovl. te (...) vrije vrouw |
|
1) Francina Maria van der Straaten (Straten), geb. ± 1784 te Suriname, ged. 26 dec 1826 te Paramaribo (Suriname), ovl. 19 okt 1866 te Paramaribo (Suriname) http://www.gahetna.nl/collectie/archief/ead/index/eadid/2.21.071/node/c01%3A14./open/c01:14.c01:14.c02:1.c03:1. Woonplaats Groote Dwarsstraat, Paramaribo, Suriname Opmerking Weduwe van Jean Francois Halfhide, overleden op 11-04-1854 en erfgenaam van diens boedel; borderel ingevuld door zoon Francois Halfhide Gehuwd te Paramaribo (Suriname), @N181@ met: Jean (Jan) François Halfhide, geb. 13 jun 1793 te Paramaribo (Suriname), ovl. 11 apr 1854 te Paramaribo (Suriname), beroep(en): Meester-timmerman, zoon van Andrew Anton (Andries Anthony) Halfhede (Halfhide, Halfhids, Halfhede) en Affiba van Halfhide http://nl.wikipedia.org/wiki/Karel_Willem_Ferdinand_van_Brunswijk Jean Francois was de bouwer van de Joodse synagoge Het werk vangt aan in 1835. In de archieven bevindt zich nog de vrijwel volledige bouwadministratie, zodat het bouwproces goed te volgen is. De bouw verloopt zonder technische problemen. Halfhide is een uitstekend vakman. Maar het geld komt met mondjesmaat. De schone beloften blijven echter in overvloed komen, en Halfhide maakt het werk met geleend geld af. Hij heeft er - volgens eigen zeggen - debezittingen van vrouw en kinderen voor moeten verpanden. Zo af en toe ontstaan er vreemde situaties. Bij ziekte van een der Parnassijns krijgt Halfhide de opdracht het werk dan maar even stop te zetten. Halfhide, met 50 man werkloos op de bouw, doet hierover terecht zijn beklag en waarschuwt voor een vordering vanwege extra arbeidsloon. Ook zegt hij dat de takels en het touwwerk ervan niet te lang ongebruikt in weer en wind kunnen staan (sic). Waarschijnlijk achter Halfhide's rug om, doet de jonge architect Voigt aan de Parnassijns het voorstel om een moderne amerikaanse portico aan de synagoge te bouwen. De Parnassijns vinden Voigt's ideefantastisch, maar laten Halfhide de uitvoering doen. Halfhide offreert 2000,-, maar volgens de Parnassijns wil Voigt het wel voor 1500,- doen. Uiteindelijk besluit Halfhide het dan ook maar voor 1500,- te doen. In 1837 is de feestelijke oplevering. De bouwmeester, zo ongeveer failliet, zal ongetwijfeld een eregast zijn geweest. Spoedig daarna dient hij een meerwerkrekening in, maar inmiddels heeft een bestuurswisseling plaatsgevonden, van enige beloften door het vorige bestuur is niets bekend, en Halfhide's vordering wordt afgewezen. In de vergadering wordt gesteld dat H.'s schulden een gevolg zijn van het feit dat hij zijn geld voor andere doeleinden dan de bouw heeft gebruikt. Bovendien, zo stellen de Parnassijns, is de Synagoge een stuk duurder dan gepland uitgekomen, vanwege een rekenfout van Halfhide. Halfhide neemt het niet, en schrijft een hernieuwde vordering, waarin hij het bestuur in beleefde termen voor onbetrouwbare rotte vis uitmaakt. Het bestuur zit er toch wel mee in zijn maag. Uiteindelijk schijnt er een schikking te zijn gekomen (hoe is niet bekend), want in de archieven bevindt zich nog een brief uit 1839 waarin Halfhide verklaart van verdere vorderingen af te zien. |